Over kabouters en koijnenbaby's
Ik weet precies hoe het zit en ik overzie het totaal niet. Ik weet bijvoorbeeld zeker dat ik weer kan werken, een half jaar na de transplantatie. Het gaat zo goed, beter dan ooit, ik kan de hele wereld aan.
Eerste werkweken
Vanaf minuut een van mijn eerste werkdag bevind ik me op een idioot stressplateau waar ik niet meer afkom. Ik hang, nog net figuurlijk, te wapperen in wattigheid en krijg maar geen grip op de toch tamelijk eenvoudige materie. Wat me nog meer verontrust: dit was toch ooit gemakkelijk en vanzelfsprekend?
Werkgever, sussend: ‘Kom op, dit is gemakkelijk en vanzelfsprekend. Iets meer focus, je was hier goed in.’ Ja ik was hier goed in, dit was ooit, kortgeleden in mijn vorige leven 1.0 wat ik graag deed. Maar wat doe ik hier? Waarom is dit belangrijk? Ik moet dit nog, en dat is nog niet af, en daarna die lijst en dan datte…
Doorgaan?
Ik probeer het drie maanden. Ik denk aan een kabouter die lange tijd in zijn huisje onder een boomwortel bij het vuur heeft gezeten, in alle rust en betrekkelijk tevreden, tot hij op een dag zijn voordeurtje opentrekt en het dolgedraaide, keiharde razen van de wereld buiten hoort.
‘Ik ben niet opgewassen tegen het geraas van de wereld’
Daaroverheen een kakafonie van stemmen, tientallen verwachtingsvolle blikken: ‘je laat ons toch niet zitten kabouter! Niet jij!?’ Hij tuimelt achterover en sluit haastig zijn deurtje, waarna hij met zijn muts over zijn fluitende oren nog lang op de kokosmat zit.
Ook denk ik aan mijn konijnen, vroeger in de achtertuin, met hun uit eigen vacht getrokken donsnesten met daarin een hoopje pasgeboren jonkies. Ze zijn naakt en blind en als je ze (dat heb ik van horen zeggen…) te vroeg aanraakt, worden ze door hun moeder zonder pardon eruit gegooid. ‘Je ruikt verkeerd, zoek het lekker zelf uit!’ roept ze de roze gedrochtjes achterna en dan draait ze zich om en roept vader konijn om nieuwe te maken. Iedereen weet hoe het afloopt met blinde diertjes zonder vacht en zonder moeder.
Vandaag meld ik me ziek
Ik ben de duizelige kabouter, het naar mens ruikende konijn en de teleurstelling van mijn werkgevers. Ik meld me ziek, en trek mijn deurtje weer achter me dicht. Ik ben niet opgewassen tegen het geraas van de wereld buiten het veilige nest en vraag me af of je er ooit weer tegenop gewassen raakt als Twee Punt Nuller. Ik vermoed van wel, maar zeker ben ik er niet van.
Mijn geliefde zegt dat dit verhaaltje schuurt tegen slachtofferschap. Wat hij bedoelt is: kijk uit dat je niet zeurt. Ik heb een enorme hekel aan betrapt worden op zeuren. Over ziek versus zeuren? De volgende keer.
Benieuwd naar hoe dit verder gaat? Lees dan deel drie van dit Feuilleton.
Annemoon is nierpatiënt en houdt voor de Nierpatiënten Vereniging Nederland een dagboek bij.
Dit tweede deel verscheen eerder ook in Nier Magazine.